geloof
(Door: Hans Bouma)

1. Een goddelijke creatie

In welke opzichten ze ook van elkaar verschillen, alle godsdiensten gaan ervan uit dat deze aarde ontspringt aan een goddelijk initiatief. Van hogerhand is ertoe besloten, er zit een Schepper achter, een wel zeer creatieve God. Een God die zó intens en royaal de Levende is, dat Hij zich meedeelt. Dat Hij zich laat kennen in de fysieke werkelijkheid van deze planeet.
Het feit dat de aarde een goddelijke creatie is, geeft haar een eigen kwaliteit. Alles en iedereen heeft z’n eigen betekenis, z’n eigen geheim. Of het nu gaat om een boom, een dier, een mens, alles wat leeft heeft z’n eigen unieke recht. Het is werk van Gods handen, oeuvre van zijn hart. Het mag er zijn, het draagt zijn zegen.

2. Relaties

In alle religies draait het om het aangaan van relaties, het overbruggen van afstanden. In drie richtingen. Horizontaal: ten opzichte van de medemensen. Verticaal: ten opzichte van God of het goddelijke. En ook verticaal, maar dan naar beneden: ten aanzien van de aarde.
Het woord religie kom van het Latijnse religare: vastbinden, opnieuw een relatie scheppen. Alle religies zijn heilsreligies. Heil wil zeggen: heel. Mensen moeten weer in verband worden gezet. Een mens alleen is maar een fragment. Om compleet te zijn moet hij drievoudig worden aangevuld: door zijn medemensen, door de aarde en door God of het goddelijke.

3. Aandacht voor alles wat leeft

Hoe gaan we om met het geschapene, met al dat leven dat de Schepper ons toevertrouwt? Dat is de vitale vraag die onontkoombaar met alle religies gegeven is. Onze verhouding met de Levende, de scheppende God is pas optimaal wanneer onze verhouding met onze medemensen en de aarde optimaal is. In onze aandacht voor alles wat leeft komen wij in de atmosfeer van de Levende zelf.

4. Albert Schweitzer

Wie dit feilloos heeft begrepen, is de filosoof en theoloog, musicus en medicus Albert Schweitzer (1875-1965). Zijn credo luidt: ‘Ik ben leven dat leven wil te midden van leven dat leven wil.’ Godsdienst definieert hij als ‘gepraktiseerde eerbied voor het leven’. Godsdienst is voor Schweitzer geen theorie maar praktijk. Tientallen jaren was hij als arts in het Afrikaanse oerwoud, in Lambarene, uiterst heilzaam mens voor de mensen, en niet alleen voor de mensen, ook voor de dieren. Godsdienst plaatst je midden in de aardse werkelijkheid.
Eerbied voor het leven. Om te beginnen betekent dat eerbied, respect voor het leven dat je zelf gestalte geeft. Eerbied, zorg voor je eigen lichaam. Schweitzer begint dicht bij huis. Pleeg geen roofbouw op jezelf. Kijk uit met wat je eet, met wat je drinkt. Koester, vier jezelf zo lijfelijk als je geschapen bent.
Van het een komt het ander. Niet alleen in jou, ook in je medemensen manifesteert zich het geheim dat leven heet en natuurlijk kan ook dit leven rekenen op je eerbied. En daar blijf het niet bij. Medemenselijkheid is mooi, maar niet alles. Zoveel meer leven dient zich aan dat weliswaar niet menselijk maar daarom zeker niet minder waardevol is. Bloemen, planten, bomen, dieren – allemaal expressies van het grote, bovenmenselijke, goddelijke mysterie. Ook nu weer: leven van jóúw leven. Leven dat je alleen maar kunt eerbiedigen. Zo medemenselijk als je bent, zo medeschepselijk ben je ook.

5. Menselijk belang

In vrijwel alle culturen staat het menselijk belang centraal. De mens is de enige die rechten kan laten gelden. De morele horizon reikt niet verder dan soortgenoten. Dieren tellen niet mee, ze zijn rechteloos. Er kan van alles met ze gebeuren, en er gebeurt dan ook van alles met ze. Treurig dieptepunt: de bio-industrie die één grote doodsindustrie is. Ook het laatste restje eerbied voor het leven is hier verdwenen.
Nu hebben we op de weg van de medemenselijkheid in de loop van de geschiedenis forse stappen gezet. Allerlei grenzen zijn verschoven. Niet enkel voor de nabije naaste, ook voor de verre naaste hebben we oog. We voelen ons betrokken bij mensen die we helemaal niet kennen. We spreken over mondiale gerechtigheid. Fraaie uitingen van ons toegenomen ethisch besef: Amnesty International, Artsen zonder Grenzen.

6. De volgende stap

Van godsdiensten mag verwacht worden dat ze ons bepalen bij de volgende stap op de eenmaal ingeslagen weg van respect, compassie, solidariteit – de stap richting dieren. Religieus is het inconsequent en ongeloofwaardig dat alleen soortgenoten ethisch van belang zijn. De filosoof Peter Singer noemt dit speciësisme:: bevoorrechting, verabsolutering van de eigen soort (speciës) ten koste van andere soorten. Een ernstige vorm van discriminatie.
In religieus perspectief zijn eerbied, mededogen, barmhartigheid, gerechtigheid, solidariteit inclusieve begrippen: ze hebben betrekking op alles wat leeft. Juist wie godsdienstig, wie gelovig is zal krachtig moeten protesteren tegen alle onrecht dat dieren wordt aangedaan.

7. Exodus

Een kernbegrip in de joodse en christelijke traditie is: exodus, uittocht. Op allerlei manieren kunnen mensen en ook dieren in een situatie van gevangenschap verkeren. Ze missen de vrijheid om te leven zoals ze bedoeld zijn, of, als het dieren betreft, te leven ‘naar hun aard’.
Exodus is een bevrijdingsprogramma, een programma van morele rehabilitatie dat zich heel direct oriënteert aan de intenties van de Schepper. Een programma dat een alles en allen omvattend karakter heeft. Niemand, niets sluit het uit. Zoals mensen uit mensonwaardige posities bevrijd moeten worden, moeten dieren worden bevrijd uit dieronwaardige posities. In welke gestalte dan ook, niet minder dan het leven, het kostbare, door God geschonken leven staat hier op het spel.

8. De gulden regel

Niet alleen in het jodendom en christendom, ook in andere religies komen we de zogenaamde ‘gulden regel’ tegen: ‘Behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden.’ Die ander kan een ander mens zijn, maar ook een dier. Net als jij een levend wezen met emoties en verlangens, een wezen dat kan lijden en rouwen, kan spelen en vieren. Alle welzijn en geluk, ontplooiing en harmonie die je jezelf gunt, gun je, behalve een medemens, ook een dier. Of in negatieve zin: Anderen, mensen en ook dieren bescherm je tegen alles waar je ook zelf tegen beschermd wilt worden: geweld, onrecht, gevangenschap, vernedering, uitbuiting.

9. Goed en kwaad

Wat is goed, wat is kwaad? Voor wie zich religieus laat inspireren, moet dit duidelijk zijn. Goed is de Schepper, de God van het leven, bijvallen in zijn liefde voor het leven. Kwaad, echt slecht is wanneer je de Schepper hierin afvalt. Alle geboden, alle leefregels in de joodse bijbel concentreren zich in het appel: Kies dan het leven.
Albert Schtweitzer: ‘Goed is: leven behouden, leven bevorderen, leven dat nog niet ontplooid is tot z’n volle bestemming brengen. Kwaad, slecht is: leven vernietigen, leven aantasten, leven dat zich nog moet ontwikkelen afremmen, blokkeren.’

10. Humaniteit

Uiteindelijk gaat het in alle religies om humaniteit, waarachtige menselijkheid. Pas dan zijn we volop mens, wanneer we volop medemens en volop medeschepsel zijn. Zolang dieren geen plaats hebben in onze ethiek, doen we, behalve dieren, ook onszelf tekort. We missen dan een essentiële relatie. We zijn dan gevangenen van dé grote kwaal van vrijwel alle culturen: het antropocentrisme: de mens (antropos) in het centrum. Niet alleen dieren, ook wij kunnen hard toe zijn aan een exodus, een fundamentele bevrijding.
Humaniteit. Eigenlijk hebben we er alle reden toe. Als je leeft, leef dan ook goed, compleet. Laat leven dan ook volop samenleven zijn. Leef je, leef dan mens- en dierbewust. Zó ben je bedoeld, zó kom je prachtig tot je recht. Alle reden. En wie religieus is, wie gelooft, heeft nog een reden te meer.